De vraag of iedereen in staat is om te veranderen wordt mij vaak gesteld. Met name of ‘oudere werknemers’ het nog kunnen. De vraag komt eruit voort, dat werkgevers het idee hebben dat het voor meer ervaren medewerkers vaak lastiger is om met veranderingen mee te gaan. Ze vinden het moeilijker om zich aan te passen aan nieuwe werkwijzen of systemen. Vanuit het brein gezien heb ik een heel simpel antwoord op de vraag of iedereen kan veranderen: ja.
Informatieverwerking in het brein
Leren is, in simpele vorm, het opslaan van nieuwe informatie. Uiteraard is leren pas zinvol, wanneer je de opgeslagen informatie ook kunt gebruiken. Bij allebei deze functies gebruiken we zogenoemde schema’s. Die werken als volgt.
Wanneer een baby geboren is, heeft hij geen schema’s. Alles wat hij waarneemt, staat op zich. Hij heeft nog geen verband gelegd tussen het horen fluiten van een vogel en het zien van een gevleugeld beest met een snavel. Die verbanden, die schema’s moeten nog aangelegd worden. Dat gebeurt alleen door ervaring, door blootstelling aan prikkels en waarnemingen.
Stel je voor dat een baby voor het eerst een vogel hoort fluiten. Die waarneming activeert een groepje neuronen in het brein waardoor het gefluit hoort. Wanneer de baby dan ook een vogel ziet, wordt er een ander groepje neuronen actief, dat zorgt voor de visuele waarneming van de vogel. Omdat die neuronen tegelijkertijd actief zijn, neemt het brein aan dat er een verband is. De neuronen maken een connectie, omdat ze tegelijkertijd actief zijn. In het Engels zeggen ze wel: ‘Cells that fire together, wire together.’ Het geluid van de vogel is nu verbonden aan het uiterlijk van de vogel. Het is het begin van een schema.
Wanneer de baby de vogel ziet vliegen, voegt het deze informatie toe aan het schema. Zo breidt het schema zich verder uit. Gaandeweg leert het kind dat vogels nesten maken, dat ze eieren leggen, dat er verschillende soorten vogels zijn, dat niet elke vogel vliegt en ga zo maar door. Al die informatie voegt het toe aan het schema ‘vogels’. En zo slaan we de informatie die we leren op en clusteren deze, met uiteraard verbindingen tussen de verschillende schema’s.
Informatie terughalen
Je brein bestaat uit een heleboel van dit soort schema’s, vol met informatie én emotie. Het is een complexe kluwen van onderling verbonden connecties. Deze schema’s zijn niet alleen bij het opslaan van informatie betrokken, maar ook bij het terughalen ervan. Je wilt natuurlijk wat je geleerd hebt, ook gaan gebruiken.
Voor het terughalen van informatie zou je je brein kunnen vergelijken met een soort overfanatieke zoekmachine. Je typt in Google een zoekterm in en als je op enter drukt krijg je een hele rits met suggesties. Je brein werkt op een soortgelijke manier: op basis van 1 ‘zoekterm’ vindt hij de juiste schema’s. Maar waar Google je eerst een lijst met suggesties geeft waar je uit kunt kiezen, opent je brein alvast alle webpagina’s voor je. Alles wat in je schema verbonden is aan de zoekterm, wordt gelijk actief. Het is een superefficiënte manier van je brein om informatie te verwerken. Het is helaas ook de basis van miscommunicatie, omdat er veel aannames bij komen kijken.
Laten we het voorbeeld van het vogelschema van hierboven nog eens nemen. Stel dat ik zeg: Ik ga je een verhaal vertellen over dieren die eieren leggen. Dan is de kans heel groot dat je de aanname doet dat het over vogels gaat. Alles wat jij weet over vogels wordt dan alvast geactiveerd door je brein. Dat maakt het namelijk makkelijk om snel te kunnen reageren op mijn verhaal, omdat je de juiste informatie al klaar hebt staan. Bovendien kun je nieuwe informatie toevoegen aan je actieve schema. Helaas is het ook de basis van veel miscommunicatie, want terwijl jij bezig bent met alles wat je weet over vogels en hoe je kunt gaan reageren op mijn verhaal, heb je gemist dat ik al een paar minuten sta te vertellen over vogelbekdieren. Schema’s zijn dus essentieel voor leren, maar hebben ook een aantal eigenschappen waardoor leren soms minder goed gaat.
De invloed van schema’s op leren
Het feit dat ieders brein bestaat uit schema’s, betekent dat iedereen in staat is om te leren. Sterker nog: je doet niks anders dan leren. Je brein is continu bezig om nieuwe verbindingen te leggen, om je schema's uit te breiden. Elke ervaring die je hebt, elke emotie die je hebt, elk stukje informatie waar je mee in aanraking komt vormt continu je schema’s. Je brein is geen seconde hetzelfde, het is tot aan je dood in ontwikkeling.
Zijn er ook eigenschappen van schema’s die ervoor zorgen dat de één beter kan leren dan de ander? Jazeker. Is dat ook leeftijdsgerelateerd? Ja, deels. Kort gezegd zit het zo:
1. De snelheid van informatieverwerking neemt enigszins af naarmate je ouder wordt. De verbindingen in je brein zijn omhuld met een soort glijmiddel, dat zorgt voor een razendsnelle overdracht van informatie tussen de ene en de andere cel. Dat glijmiddel neemt iets af naarmate we ouder worden. Dat betekent dus dat oudere mensen informatie iets minder snel tot zich nemen. Maar…
2. Ervaring betekent stevigere schema’s. De verbindingen binnen de schema’s worden steviger naarmate ze vaker gebruikt worden. Ik vergelijk het wel met graspaadjes: de eerste keer dat je door hoog gras loopt zie je alleen een paadje van platgetrapte grassprieten. Na een tijdje verdwijnt dat weer. Gebruik je het paadje vaker dan slijt het uit en ontstaat een zandpaadje. Na verloop van tijd wordt het paadje zoveel gebruikt dat de gemeente besluit er een verhard pad van te maken. Hoe verder zo’n paadje uitgesleten is, hoe sneller je er overheen kunt. Dus iemand met veel ervaring, heeft stevigere schema’s, waar informatieverwerking sneller in plaats kan vinden. Dus hoewel er misschien minder glijmiddel is, zorgt ervaring er alsnog voor dat oudere medewerkers efficiënter gebruik kunnen maken van hun schema’s (opgeslagen informatie) dan dat onervaren medewerkers dat kunnen.
3. Het is makkelijker om bestaande schema’s te veranderen, dan nieuwe schema’s te bouwen. Wanneer je je bestaande schema activeert, kun je er informatie aan toevoegen. Dat gaat eigenlijk vanzelf. Heb je over een bepaald onderwerp nog helemaal geen schema, dan moet het hele schema nog opgebouwd worden. Dat kost veel meer tijd en energie. Wanneer je iemand in dienst neemt die nog helemaal niks weet van het werk dat jouw bedrijf doet, zal het meer tijd kosten om ingewerkt te zijn. Heb je iemand met al ervaring in de branche, dan zal inwerken sneller gaan omdat hij kan doorbouwen op zijn bestaande schema’s over het soort werk dat jullie doen. Dat maakt weer dat oudere medewerkers dingen soms sneller op kunnen pikken dan onervaren ‘jonkies’.
Samengevat betekent het dus dat iedereen kan veranderen. Iedereen heeft een brein dat in staat is om nieuwe informatie tot zich te nemen. En om die opgeslagen informatie te gebruiken. Kennis over hoe leren en informatieverwerking gaat, helpt om mensen in te laten zien dat je altijd ‘ontwikkelbaar’ bent. Ongeacht leeftijd of ervaring.
Uiteraard spelen er meer factoren mee bij kunnen of willen veranderen dan alleen ons vermogen om te leren. Op 15 juni jl. is mijn boek Breinvriendelijk Veranderen verschenen, waarin ik inzicht geef in breinprocessen die invloed hebben op verandertrajecten in bedrijven. Ook geef ik je praktische handvatten om veranderprocessen binnen organisaties te versoepelen. Het boek is te verkrijgen via elke (online) boekhandel of via deze (affiliate) link.